Home Je bent wat je eet
Eten door de eeuwen heen
Eten door de eeuwen heen
Je bent wat je eet - Jaar 6

Eten in Nederland door de eeuwen heen

Tegenwoordig kun je in Nederland uitgebreid en gevarieerd koken en eten. De supermarkten liggen vol met producten uit de hele wereld. Dat was niet altijd zo. Eeuwenlang moesten mensen zelf hun eten verzamelen, slachten en verbouwen. Kruiden en specerijen waren alleen voor rijke mensen. Vanaf ongeveer de jaren 1960 wordt steeds meer eten voor steeds meer mensen toegankelijk.

Van jagers en verzamelaars naar monniken en ridders

De eerste mensen in West-Europa hadden geen vaste woonplaats. Ze reisden van de ene naar de andere plek. Die mensen kwamen aan voedsel door te jagen en te vissen en door het verzamelen van vruchten, noten en zaden. De eerste boeren in Nederland leefden in Limburg rond 5300 voor Christus. Zij woonden langere tijd op één plaats en bewerkten het land. Vanaf dat moment was graan een belangrijke basis voor de maaltijd. Mensen maakten er brood, pap en bier van. Bier was lange tijd de belangrijkste drank in West-Europa, want het was goedkoper dan wijn. Oude en jonge mensen dronken dagelijks een dun bier met een laag alcoholgehalte. Water werd niet veel gedronken: mensen in de middeleeuwen vonden dat water bedoeld was voor dieren. De hoeveelheid bier had tot ongeveer de negentiende eeuw niets te maken met hoe vuil het water was. Het ging om sociale status. Als je bier dronk, kon je laten zien dat je het kon betalen.

Middeleeuws menu: hutspot, klont en pap

Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de ‘luxeproducten’ boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd. De mensen kookten boven open vuur in bijvoorbeeld een ketel. Dat deden ze tot de uitvinding van de kachel (rond 1600). Veel recepten voor die tijd zijn daarom eenpansgerechten als hutspot, potspijs, brij en pap. Met name pap en ‘klont’ waren dagelijkse kost in elk huishouden. ‘Klont' is een beslag gemaakt van meel, melk, zout, een klontje reuzel (vet) en wat fijngehakte blaadjes salie en tijm. Verder aten mensen in de middeleeuwen knollen, wortels, erwten, bonen, spek, reuzel, boter en kaas.

De komst van exotische ingrediënten

In recepten uit de late middeleeuwen (vanaf 1300) komen specerijen uit Azië voor, vaak in combinatie met honing, suiker of amandelen. Deze producten kwamen met handelaren uit het Midden-Oosten mee door de kruistochten. Spanjaarden namen de aardappel rond 1500 mee uit Zuid-Amerika. Pas vanaf 1700 kreeg de aardappel een belangrijke rol in de keuken bij gewone mensen. Door de toenemende handel in de zeventiende en achttiende eeuw, bijvoorbeeld van de VOC, kwamen er meer producten uit Azië naar Europa: rijst, saffraan, kaneel, kruidnagels, nootmuskaat, foelie, gember en suiker. De specerijen werden vooral gegeten door rijke burgers; de meeste mensen konden het niet betalen. De uitdrukking ‘peperduur’ herinnert daar nog aan.

Dagelijkse kost tussen 1700 en 1950

Tussen ongeveer 1700 en 1950 aten arme en rijke Nederlanders bijna iedere dag hetzelfde. Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen. Behalve je rijkdom, bepaalde de plaats waar je woonde het menu. Aan de kust of dichtbij de rivier aten mensen meer vis. In andere gebieden juist meer vlees. Vlees en vis was duur, dus er werd  zoveel mogelijk van het dier gebruikt. Op het platteland moesten de meeste mensen tot 1950 zelf hun voedsel verbouwen om van te eten.

Eten bewaren

Vocht, zuurstof en temperatuur hebben invloed op de houdbaarheid van eten. De meeste voedingsmiddelen bederven snel als je het niet bewerkt. We noemen dat bewerken ‘conserveren’. De eerste boeren in Nederland wisten al welke technieken je daarvoor moet gebruiken. Om groenten te bewaren, werden ze meestal gezouten. Soms werden ze gedroogd. Vlees werd gerookt of gedroogd. Vanaf ongeveer 1960 hadden steeds meer mensen geld om een koelkast of diepvries te kopen. Op die manier kun je eten veel langer bewaren zonder het te bewerken.

Nieuwe smaken in de twintigste eeuw

De welvaart in de tweede helft van de twintigste eeuw zorgde voor meer vrije tijd. Veel Nederlanders konden voor het eerst op vakantie naar andere landen. Daar maakten ze kennis met andere smaken. Sommige specerijen uit andere landen, zoals peper, werden goedkoper in Nederland. Daarnaast kwamen er meer mensen uit andere landen in Nederland wonen en werken. Die mensen namen recepten en ingrediënten mee uit hun geboorteland. Nu kun je in de supermarkt uit allerlei landen producten vinden en veel mensen koken recepten van over de hele wereld.

Hoe eten we nu?

Ons voedsel speelt een belangrijke rol in actuele maatschappelijke onderwerpen. Waar in de jaren 1950 de aandacht volledig op het vergroten van voedselproductie lag, spelen nu veel meer onderwerpen mee. Klimaatverandering, de rol van de landbouw hierin, de vraag hoe we met productiedieren omgaan, waar we ons voedsel vandaan halen als ook het gesprek over gezonde voeding. Keuzes over ons eten heeft alles te maken met hoe we ons leven en onze omgeving willen inrichten.  

Bronnen

Meer tips en activiteiten met de klas staan hier. Meer dan dertig gastlessen en excursies rond dit thema vind je hier.

reizenindetijd.nl gebruikt cookies om deze website te verbeteren. De data uit Google Analytics delen we niet met derden. De data uit Google Analytics bewaren we drie jaar. Klik rechts op accepteren of lees de privacyverklaring van Erfgoed Gelderland die ook van toepassing is op deze website.
Accepteren
Cookie instellingen